MER tweede fase, RIA
Een e-mail aan de gemeenteraad van Utrecht
ter voorbereiding van een raadsinformatieavond, 8 maart 2011
6 maart 2011
met aanvullingen op 7 maart 2011
Hieronder vindt u:
- Een e-mail aan de gemeenteraad van Utrecht (met enkele aanvullingen lichtgeel gemarkeerd)
- Een e-mail over de rol van het alternatief van de Kracht van Utrecht in de MER tweede fase (verzonden 8 maart)
- Een e-mail over beprijzing in KvU 2.0 (verzonden 8 maart)
naar boven
E-mail, verstuurd op 6 maart 2011
Geachte
leden van de gemeenteraad,
Op dinsdag spreekt u tijdens een
RIA over de adviesaanvraag voor de richtlijnen MER tweede fase voor de
Ring Utrecht. Helaas is er dan geen ruimte voor experts, behalve
ambtelijke, om uw vragen te beantwoorden. Daarom willen wij, Kracht van
Utrecht, u langs deze weg onze indruk van de adviesaanvraag laten
weten. We hopen dat u dit nuttig vindt bij uw voorbereiding op en
tijdens de discussies bij de RIA.
Hieronder vindt u 4 punten die rechtstreeks door de adviesaanvraag
en de toelichting erop zijn uitgelokt. Daarna vindt u ter informatie
een samenvatting van de 10 suggesties voor richtlijnen die bewoners- en
milieuorganisaties binnenkort aan de commissie m.e.r. willen sturen.
naar boven
- Nergens wordt de Kracht van Utrecht genoemd; terwijl toch B&W
in hun "programma" schrijven ( http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=342244):
De
Kracht
van
Utrecht
heeft een goed alternatief ontwikkeld om de
bereikbaarheid in de regio van deur tot deur te verbeteren. Het college
zet zich als mede bevoegd gezag in om de Kracht van Utrecht tot en met
het einde van de tweede fase MER volwaardig te laten meetellen in het
afwegen van varianten voor het afwikkelen van het verkeer op de
rijkswegen rondom de stad.
(dikgedrukt door ons). Dit sluit aan op de motie Vendrik die door de
Tweede Kamer
in 2009 is aangenomen. Vraag dus: waar is KvU gebleven in de
adviesaanvraag?
- Merkwaardig is dat de sloop van een fort als
reden voor "no-go" wordt gezien, maar de sloop van een bos, nota bene
een bos in de ecologische hoofdstructuur, niet. Wie maakt zulke
afwegingen? Is die persoon daartoe bevoegd, hoe komt zij aan die
privileges? Hoe verdedigt zij die afweging?
- Ook merkwaardig is dat de verwoesting van groen, natuur, EHS,
stiltegebied, niet als onderscheidend aspect wordt genoemd. Ik citeer
uit de toelichting bij de adviesaanvraag:
milieu-aspecten
die voor die keuzes
bepalend zijn: Bij deze keuzes lijken geluidhinder,
luchtkwaliteit, ruimtebeslag en verkeerskundige effecten de
bepalende aspecten.
... dus niet bos etc. Weer: wie
maakt zulke
afwegingen? Wie verleende hem/haar dat recht?
- Ik citeer uit de toelichting: 'Daarbij
komt dat voor de NRU en de A12/A27 verschillende verkeersmodellen
gebruikt worden, welke voor dezelfde zichtjaren tot verschillende
verkeershoeveelheden komen.' Voor een juiste beoordeling van alle
aspecten is het absoluut noodzakelijk om de diverse verkeersmodellen te
koppelen. Dit om helder te maken in hoeverre de stad Utrecht
onbereikbaar wordt door de binnenstedelijke verkeersopstoppingen die
het gevolg kunnen zijn van de verhoogde aanvoer van auto's over de
verbrede snelwegen en NRU. Dit is niet denkbeeldig: zie het rapport van
Movares (binnenkort uit te brengen; daarin staat de "mazelenkaart":
kruispunten in Utrecht waar het verkeer vastloopt. Zie http://krachtvanutrecht-initiatief.nl/downloads/Mazelenkaart.pdf).
Wie
schrijft
de toelichting? Waarom mag die persoon suggereren dat er
verschillende modellen moeten/mogen worden gebruikt? Dat gaat toch
volledig buiten het boekje van een "toelichting"?
Dit laatste punt geeft eigenlijk al een
suggestie voor een
richtlijn, en zou dus aan de commissie m.e.r. moeten worden
voorgesteld: gebruik consistente verkeersmodellen,
waarmee
- Ook de
verkeersintensiteiten op de stedelijke en provinciale wegen goed kunnen
worden berekend.
- De verschuiving van
verkeer van OWN en OV naar HWN vice versa goed kan worden berekend.
naar boven
Zo zijn er
vele suggesties voor richtlijnen; diverse bewonersorganisaties willen
die deze week aan de commissie m.e.r. laten weten. Hieronder vindt u
een samenvatting. Waarschijnlijk vindt u de volledige brief aan de
commissie m.e.r. een dezer dagen in uw (e-mail)bus.
- De
omgevingsdoelstelling uit MER fase 1 moet worden gehandhaafd, tw. een verbetering van de
leefbaarheid
(zoals luchtkwaliteit, geluid en gezondheid) ten opzichte van de
situatie in 2010. Dit vereist ook dat de huidige situatie in
kaart wordt gebracht.
- Gebruik de nieuwste wetenschappelijke inzichten over voors en
tegens.
- Overkapping of ondertunneling mogen niet a priori worden
afgeschreven, dit in tegenstelling tot wat er in de "toelichting" staat.
- Oplossingen "binnen de bak" moeten serieus worden onderzocht.
- Tel alle milieueffecten bij elkaar op - Mer fase 1 concludeerde
al dat dat te weinig gebeurde.
- Een zoethoudend recreaduct is wellicht zonde van het geld.
Besteed dat geld dan beter.
- Mer fase 1 concludeert dat combinaties als "meer wegen samen met
KvU
plus OV+++" te weinig zijn onderzocht.Corrigeer dat nu en onderzoek
combinaties alsnog.
- Bereken de kosten van verlies van recreatieve waarden expliciet
en
volwaardig. Hierin ook begrepen het verlies van stilte. Bedenk dat er
ook schade door verlies van stilte kan optreden zelfs al blijft het
lawaaai onder de norm (bijvoorbeeld als het lawaai in het Noorderpark
toeneemt van 30 naar 38 dB is een waardevol stiltegebied verloren.
De
kosten van dat verlies moeten (en kunnen!) in rekening worden gebracht).
- Dit ook voor andere kosten: gezondheidsverlies, waarde van
onroerend
goed,enz. Kortom: een volledige maatschappelijke kosten/baten analyse,
niet beperkt dus tot de kosten van een geluidsscherm etc. Bedenk
daarbij dat de kosten niet ophouden als aan de norm is voldaan (zo
treedt de grootste schade van luchtvervuiling op door PM0.1,
waar niet
eens een norm voor bestaat); en ook dat de kosten optreden tot ver van
de snelweg (er zijn zelfs klimaateffecten door de CO2
uitstoot; de
kosten van vermindering van CO2 uitstoot tot het niveau dat
Europa van
ons verkeer gaat eisen zullen aanzienlijk zijn). Omdat fijnstof en NOx
als een deken over Nederland liggen treedt gezondheidsschade ook op ver
van de snelweg. Als in een gebied de fijnstof concentratie met 10%
toeneemt van 29 tot 32 µg/m3, wordt daar wel aan de norm
voldaan, maar neemt de gezondheidsschade toch met 10% toe. Die schade
moet in rekening worden gebracht.
- Gebruik samenhangende verkeersmodellen.
naar boven
De rol van het alternatief van de Kracht van Utrecht in de MER tweede fase
Samenvatting:
Minister Eurlings heeft het alternatief van
de Kracht van Utrecht terzijde geschoven met twee argumenten die beide
hieronder weerlegd zullen worden. Dat alternatief moet dan ook
volledig worden meegenomen in de tweede fase, in lijn met de door de
Tweede Kamer aangenomen motie Vendrik (30 juni 2009). Een elegante
manier om dit te bereiken is door dat alternatief aan te wijzen als
"nul"- of "referentievariant". De richtlijnen voor de MER tweede fase
moeten hierop ingaan.
Ontkrachting van de argumenten van minister Eurlings tegen het
alternatief van de Kracht van Utrecht:
De twee argumenten die Eurlings gebruikt om het alternatief van de
Kracht van Utrecht af te wijzen zijn:
1. Het zou niet probleemoplossend zijn
2. Het zou te duur zijn.
Hieronder laten we van beide zien dat ze niet valide zijn.
naar boven
1. Probleemoplossend vermogen
In het Kracht van Utrecht alternatief blijft volgens de berekening
waarop
de minister zich heeft baseerd één knelpunt bestaan. Een knelpunt
definieert hij als een plaats waar niet aan de streefnorm van de Nota
Mobiliteit (de nomo-norm) wordt voldaan. Nu is een streefnorm per
definitie niet een norm waaraan voldaan moet worden; het is een norm
waarnaar gestreefd moet worden. Niet het behalen van een streefnorm
maar het minimaliseren van de (maatschappelijke) kosten van files zou
de juiste maat moeten zijn. Die kosten hangen direct samen met het
aantal voertuigverliesuren. Omdat in het Kracht van Utrecht alternatief
het aantal voertuigverliesuren vele malen kleiner is dan in het
voorkeursalternatief (VKA, de oostvariant) lost het Kracht van Utrecht
alternatief het probleem veel beter op dan het VKA. Dat het Kracht van
Utrecht alternatief zoveel beter scoort op dit punt dan het VKA,
ondanks het blijven bestaan van één knelpunt, komt mede doordat de
nomo-norm geen rekening houdt met de lengte van het traject waarover de
file optreedt. Het ene knelpunt dat blijft bestaan in het Kracht van
Utrecht alternatief betreft een kort traject. Het aantal
voertuigverliesuren is daardoor klein. Ook het aantal minuten
vertraging dat erdoor wordt veroorzaakt is klein (in de orde van een
minuut, ten opzichte van de nomo-norm).
In bovenstaande zijn we uitgegaan van de juistheid van de
berekeningen
waarop de minister zich heeft gebaseerd. Daarop valt echter nogal wat
af te dingen, in het bijzonder omdat die berekeningen geen
samenhangende beschrijving van de effecten op hoofd- en onderliggend
wegennet geven. Het valt te vrezen dat bij een juiste berekening het
VKA juist probleemscheppend zal blijken, in plaats van
probleemoplossend, omdat de filevorming bij op- en afritten de
doorstroming op het hoofdwegennet zal belemmeren. We zwijgen nog van de
andere problemen die het VKA schept, zoals CO2, NOx,
PM0.1, lawaai, en
verlies van stilte-, natuur- en recreatiegebieden nabij een
dichtbevolkt gebied.
naar boven
2. Kosten van het alternatief
De minister rekent de kosten van
een Almere-Utrecht-Breda (AUB) spoorlijn volledig toe aan het
alternatief van de Kracht van Utrecht. Dat is niet te verdedigen. Deze
kosten betreffen het opvullen van een lacune in het Nederlandse
spoorwegnetwerk. De minister heeft daar geen geld voor over. Dat is een
politieke beslissing die los staat van de Planstudie Ring Utrecht. Het
geeft geen pas deze beslissing twee keer in te zetten, eerst om de AUB
lijn tegen te houden, vervolgens nogmaals om de Kracht van Utrecht
tegen te houden.
Het Kracht van Utrecht alternatief is ongeveer even duur als het
VKA.
Daarnaast zijn er de kosten van de AUB lijn. Als de minister voldoende
geld vrijmaakt voor het VKA geeft hij aan dat er voldoende geld is; hij
hoeft het alleen maar anders in te zetten om het Kracht van Utrecht
alternatief te realiseren.
Het is overigens een economische misrekening om investeringskosten
als
verloren kosten te zien. De vraag is niet hoeveel het kost, maar of de
kosten worden terugverdiend. Onze inschatting is dat de generaties na
ons ons dankbaar zullen zijn als we investeren in de AUB lijn, met
andere woorden, de investering verdient zich terug. Langs deze maatlat
zal het Kracht van Utrecht alternatief naar onze inschatting ook veel
beter scoren dan het KVA, omdat het KVA niet probleemoplossend maar
probleemscheppend is (zie hierboven). Onze inschatting kan bevestigd,
of juist ontkracht, worden door een volledige maatschappelijke
kosten-baten analyse.
naar boven
Beprijzing in KvU 2.0
In het eerste rapport
ging de Kracht van Utrecht nog uit van een platte kilometerheffing en een spitsheffing.
Het kabinet Rutte heeft de platte kilometerheffing vervangen door een voornemen tot accijnsverhoging
op brandstof en ziet af van een spitsheffing.
Inspelend op deze nieuwe politieke realiteit heeft KvU in zijn
tweede rapport
deze heffingen vervangen door een “leefbaarheidsheffing”, een tolheffing de stad in.
Invoering van een dergelijke heffing lijkt in Nederland (in G4 verband?) goed haalbaar, en buitenlandse ervaringen
vertellen dat automobilisten die heffing accepteren omdat ze de voordelen ervan inzien en ervaren.
Berekeningen waarin deze heffing verwerkt is laten zien dat meer mensen dagelijks de stad Utrecht inreizen hoewel minder per auto.
Utrecht wordt dus beter bereikbaar!
naar boven